dinsdag 27 november 2012

Jill van Hoof ging op pad met Janneke - speren uit Nieuw Guinea



De speer
Vandaag gaat Janneke met Jill mee naar een nieuw stukje in de geschiedenis: het jagen en dan in het bijzonder jagen met de speer. 
Een speer werd vroeger gebruikt om te jagen. Als de mensen wilden jagen gooiden ze met hun speer op een dier. 



De speren werden ook gebruikt voor de verdediging van jezelf en het vechten tegen een ander volk of andere stam. De speer was een symbool van macht. 





De speer bestaat uit verschillende onderdelen. Een schacht (het deel waar je de speer vasthoudt) en de punt. De punt kan op verschillende manieren worden gemaakt. De punt kan een deel van de schacht zijn of er kan een punt op de steen gebonden zijn. 







De meeste speren die heel oud zijn, zijn helemaal van hout gemaakt, niet van een tak maar van de kern van de boomstam. Mijn moeders speren komen uit Nieuw-Guinea (Irian-Jaya).
 

In Nieuw-Guinea  werden de speren gemaakt van bamboe, omdat dat een licht materiaal is en de jagers er ver mee konden gooien. Deze speren zijn heel oud en versierd op de schacht. De punten zijn van hout en ze zijn allebei verschillend gevormd. De grootste speer heeft een gladde bladvormige punt en de kleinste speer een gekartelde punt. De gekartelde punt zorgde voor meer verwondingen door dat alles aan de karteltjes bleef hangen en is van hout. De gladde punt van bamboe zorgt voor een steekwond. 
Deze speren zijn heel oud dus wie weer hoeveel gewonden of doden mensen en dieren deze speren gemaakt hebben...


Waarom heb ik voor deze speren gekozen?

Ik heb de speren gekozen, omdat ze al jaren in de familie zijn. Het verhaal achter deze speren is dat mijn moeder Indonesisch is. Zij heeft samen met haar familie in Indonesië gewoond.   
Mijn oma's moeder heeft deze speren gekregen uit Indonesië van mijn moeders oom. Toen mijn oma's moeder overleed heeft mijn oma de speren geërfd. Nadat mijn oma overleed heeft mijn moeder deze speren geërfd. Deze speren hebben dus al een lange geschiedenis achter zich.

maandag 19 november 2012

Astrid Schiprowski ging op pad met Janneke - de koffiekan



Het is alweer de vierde week dat Janneke met onze klas op pad is. Deze week is ze bij mij geweest. 

We zijn op visite geweest bij mijn oma die nog een ouderwetse koffiekan had. 
Deze kan is ongeveer 75 jaar oud en werd vroeger bij mijn oma thuis op de boerderij gebruikt om koffie te zetten. 




Men had toen uiteraard nog geen koffiezetapparaten.
Het water werd gekookt met een waterketel op de kachel en niet zoals wij dat gewend zijn dat heet water zo uit de kraan komt. 

De koffiebonen werden gemalen met een koffiemolen, deze gemalen bonen werden in de koffiepot gedaan zonder een koffiefilter dus. Hierop werd het kokend water geschonken en dit liet men ongeveer een kwartier trekken. Tijdens het trekken zonk de koffiegrond naar de bodem.

Voordat de koffie in het kopje werd geschonken, legde men een klein koffiezeefje op het kopje, zodat alle resten van de koffiegrond hier achter bleven. Want het is niet lekker als je koffiegrond in je mond kreeg tijdens het drinken! Dit duurde dus veel langer dan de manier waarop wij tegenwoordig koffie zetten: met een druk op de knop heb je binnen een paar minuten je koffie klaar! 

dinsdag 13 november 2012

Sophie Droeghaag op pad met Janneke - de lampetkan



In de derde week dat Janneke op pad is, is ze bij mij op bezoek geweest.
Samen met Janneke ben ik op bezoek geweest bij mijn moeders tante, want zij had nog een oude lampetkan. Die is van mijn oma geweest.
Een lampetkan werd vroeger gebruikt om je mee te wassen.

Het lampetstel
Een bad of een douche kenden ze vroeger nog niet. Het lampetstel bestond uit een waskom, een waterkan en een zeepbakje van aardewerk of porselein. Het was effen of versierd met een bloemenrand. Er hoorde ook een toiletemmer bij. Het gebruikte water ging daarin en werd weggegooid in de gootsteen.
Nu draai je gewoon de kraan open en is er zowel koud als warm water.

 
Baden
Dat ging met nogal wat moeite gepaard, zeker in grote gezinnen met opgroeiende jongens en meisjes. Ze moesten om de beurt in hetzelfde badwater. Dit werd maar 1 keer gevuld met warm water, dat water werd eerst op de kachel verwarmd.
In de meeste gezinnen was er ook maar 1 handdoek voor het hele gezin.
Maar soms waren er wel 2: een witte voor het gezicht en een bonte voor de handen. Meestal was er ook maar 1 washandje voor het hele gezin.

Het was dan natuurlijk ook makkelijker om je helemaal niet te wassen.
Sommige mensen dachten ook dat wassen schadelijk was voor de gezondheid. Als in die tijd mensen opgenomen moesten worden in het ziekenhuis, werden ze sowieso eerst gewassen.
Er waren ook mensen die dit per sé niet wilde. Er was namelijk een gezegde in die tijd, dat fatsoenlijke mensen maar 2 keer in hun leven worden gewassen; 1 keer bij hun geboorte en 1 keer na hun dood. 


Later begonnen de mensen zich wat meer te wassen. Zij wasten hun gezicht , hun nek en hun armen iedere morgen.

Nu heeft iedereen de luxe van een douche of een bad. Het is voor ons ook heel normaal om je zeker 1 keer per dag te douchen.



woensdag 7 november 2012

Fleur Visser op pad met Janneke - de mijnlamp



In de tweede week dat Janneke op pad is, is ze bij mij op bezoek geweest.
Samen met Janneke ben ik op zoek gegaan naar een lamp! Dit is niet mijn lamp, maar de lamp van mijn opa, een MIJNLAMP!
Deze mijnlamp werd vroeger gebruikt in de "Staatsmijn Emma".
In het begin was er geen licht in de mijnen, maar nadat men met vuur om kon gaan in de mijn heeft men kaarsen, vetschaaltjes, olielampen en carbidlampen gebruikt. 



 



Carbidlampen




In de 19e eeuw gebruikte men het gas in de carbidlampen  voor de verlichting van de huizen en voor de tunnels in de mijnen. Het gasvormige hydrocarbonaat is kleurloos, het is onstabiel, hoog ontvlambaar en het produceert een zeer hete vlam in de aanwezigheid van zuurstof. Deze hete vlam geeft een helder wit licht.








 De mijnwerkers lamp
Mijnwerkers droegen rondom hun hoofd meestal een band met daarop een lamp.
Deze amp kon van de batterij afgeschoven worden en dat stukje van de lamp werd op
de helm van de koempel ( Limburgs voor mijnwerker ) geklikt waarmee zij gericht op hun werk konden schijnen.